Ga naar de inhoud

Les 4.4 De straf

Met het water van de zondvloed
waste God de aarde schoon.
Met vuur uit de hemel
zal God de zonde wegbranden.

BIJBELSTUDIE Numeri 21: 4-9 en Johannes 3: 14, 15

God heeft zijn volk bevrijdt uit Egypte. Farao is verdronken in de Rietzee en de mensen zijn op reis naar het land dat God hen beloofd heeft.

4De Israëlieten reisden verder, van de berg Hor in de richting van de ​Rietzee. Ze moesten om het land ​Edom​ heen ​reizen.
Onderweg werd het volk ongeduldig. 5Ze zeiden tegen God en tegen ​Mozes: ‘Waarom hebben jullie ons uit ​Egypte​ weggehaald? Moeten we hier sterven in de woestijn? We hebben geen brood en geen water. En we hebben zo’n hekel aan dat afschuwelijke manna.’
6Toen stuurde de Heer giftige slangen op de Israëlieten af. Heel veel mensen werden gebeten en stierven.
7Toen kwamen er mensen bij ​Mozes​ die zeiden: ‘We hebben een grote fout gemaakt. Want we hebben ons verzet tegen u en tegen de Heer. Vraag alstublieft aan de Heer of hij ons van die slangen wil bevrijden.’ Toen bad ​Mozes​ voor het volk.
8De Heer zei tegen ​Mozes: ‘Maak een slang van koper en zet die op een paal. Iedereen die gebeten is, moet naar die slang kijken. Dan zal hij blijven leven.’
9Mozes​ maakte een slang en zette die op een paal. Iedereen die gebeten was en die omhoogkeek naar de ​koperen slang, bleef leven.

  • Wat weet je over het manna, dat het volk krijgt?
  • Hebben de Israëlieten nu honger?
  • Waarom klagen de mensen van Israël?
  • Hoe antwoordt God?
  • Wat vind je van die straf? Kies uit: logisch, verdiend, onterecht, wel heel hard, of bedenk een eigen reactie. Leg je keuze uit.
  • Door de straf hebben de mensen wat geleerd. Wat?
  • Hoe begint de oplossing? Wat doet Mozes eerst?
  • Denk je dat een slang op een stok een geneesmiddel is?
  • Waarom werkt het wel?

Lees nu wat Johannes schrijft (Joh. 3).
14Mozes​ zette in de woestijn een ​koperen slang​ hoog op een paal. Net zo moet de ​Mensenzoon​ een hoge plaats krijgen, eerst aan het ​kruis​ en daarna in de hemel.15En daardoor krijgt iedereen die in hem gelooft, het eeuwige leven. 16Want Gods ​liefde​ voor de mensen was zo groot, dat hij zijn enige Zoon gegeven heeft. Iedereen die in hem gelooft, zal niet sterven, maar voor altijd leven.

  • Als je dit leest, merk je dat de slang op de paal meer betekent. Kun je dat uitleggen?
  • Wat moet je doen om gered te worden?

1:  Romeinen 12: 17-21  BGT

Laat straffen maar aan God over.
Zoek in een bijbelverklaring op wat het betekent: ‘gloeiende kolen op het hoofd van iemand stapelen.’

2:  Psalm 94: 1-7  BGT

Ziet God alles wel?
Waarom denkt de maker van deze Psalm dat de HEER niets ziet?
Herken jij dat gevoel? Vertel.

3:  2 Tessalonicenzen 1: 6-9  BGT

Hels leven is geen leven.
Wat spreekt jou aan in deze tekst en wat vind jij moeilijk?

4:  Avondmaalsformulier, het gedeelte onder het kopje gedachtenis.

Jezus droeg mijn straf!
Welk lied zou jij bij dit gedeelte willen laten zingen?

5:  Matteüs 25: 41-46  BGT

Egotrippers komen verkeerd terecht.
Geloven in de Here Jezus…, waar heeft dat ook vooral mee te maken?

Bij de lesplaat

Kijk eerst even naar de plaat allemaal. Noem vervolgens één ding dat je opvalt of waarvan je weet wat de tekenaar ermee bedoelt. Ga de kring rond. Je mag niet noemen wat een ander al gezegd heeft. Hoeveel dingen bedenken jullie bij de plaat?

Bij de les

Lees wat er staat onder het kopje ‘Niet meer met God leven is de dood’. Maak twee kolommen op een whiteboard. Zet links alles wat met gewoon sterven te maken heeft en rechts alles wat te maken heeft met leven zonder God. Gebruik wat je leest in het boek en vul aan. Vergelijk de beide kolommen. Wat is erger, sterven of zonder God leven? (Dit wordt ook wel ‘de tweede dood’ genoemd)

Bij de bijbel

Maak een lijstje van wat je in je eigen leven of op het journaal ziet van de zonde en/of de straf op de zonde. Lees Gen. 3:16-19 en vertel in eigen woorden welke vloek God als straf in de schepping legt (mannen, vrouwen, relaties, de schepping). Past dat bij het lijstje dat je maakte?
Lees vervolgens Rom. 8: 19-21. Ben je blij dat God de zonde maar niet laat zitten, maar aanpakt? Waarom? Wat betekenen deze laatste verzen voor jou?

Bij de verdieping-tekst

Lees het verhaal op pagina 89. Bespreek de vraag die eronder staat. Hoe staat het met jouw ‘kleren’? Zijn ze wit of vol vlekken? Hoe kun jij er iets aan doen of hoe kan iemand je helpen?

Onderzoeken

Bedenk eerst zelf en bespreek daarna samen of de volgende uitspraken goed of fout zijn.
Gods toorn is hetzelfde als zijn boosheid – goed/fout
Zonde past niet bij Gods heiligheid, daarom straft hij – goed/fout
De mens moest wel zondigen, het proefgebod was te verleidelijk – goed/fout
De straf op de zonde is niet terecht – goed/fout
De straf op de zonde is de dood – goed/fout
God straft de zonde niet, want Adam en Eva blijven in leven – goed/fout
God geeft een tijdelijke en een eeuwige straf – goed/fout
Ieder mens verdient straf, ook al leef je netjes – goed/fout
Alle mensen krijgen de tijdelijke straf – goed/fout
Alle mensen krijgen de eeuwige straf – goed/fout
God is echt eerlijk, hij zorgt ervoor dat voor de zonde betaald wordt – goed/fout

Stellingen

Hieronder staan oneliners. Wat betekenen ze? Bespreek het.

  • Gelukkig straft God de zonde
  • Je hebt een ogentest nodig om je zonde te zien
  • Volmaaktheid krijg je alleen als het foute weggedaan wordt
  • Alleen een heilige kan bij God leven
  • Mensen huilen meer om de eerste dan om de tweede dood

In de maatschappij en creatief

De wereld is al een keer vergaan door water en zal de volgende keer vergaan door vuur. Lees wat Petrus daarover zegt in 2 Petrus 3: 5-7. Wat vind je van dit bijbelgedeelte? Denk je er wel eens aan dat alles zal vergaan? Hoe zou je anderen kunnen waarschuwen? Bedenk een flyer om uit te delen of een advertentie voor in een huis-aan-huisblad. Wat zou je erin willen zetten om mensen te waarschuwen?

Gebed

Vraag God om vergeving over je zonde, dank voor de redding die Hij geven wil en vraag of veel mensen op tijd mogen ontdekken dat Jezus hun redder wil zijn.

Over het lesonderwerp

Straf op zonde lijkt een deprimerend onderwerp. Maar: gelukkig accepteert God de zonde niet, dan zou het nooit beter worden! En: Het gaat God niet om het straffen,  Hij geeft ook een redder. Juist het straffen van God maakt duidelijk dat Hij heilig is en alleen volmaaktheid wil. Hij wil ons die ook geven. Dat is het perspectief van deze les.

Bij de bijbelstudie

De slang in de woestijn was geen medicijn, het gelovig opkijken en erop vertrouwen dat het waar was wat God zei: ‘Dan zul je beter worden’, wat wel reddend. Zo mag je ook opkijken naar het kruis. Ontdek dat door eerst de woestijngeschiedenis en daarna de verzen van Johannes te bespreken.

Lesdoel

– Weten welke straf God geeft op de zonde
– Het verschil tussen tijdelijke en eeuwige straf kunnen uitleggen
– Met de bijbelstudie kunnen uitleggen dat God niet alleen (terecht) straft, maar ook redding geeft
– Kunnen vertellen waarom je blij mag zijn dat God de zonde niet laat zitten maar straft
– Bedenken hoe je anderen kunt waarschuwen en kunt vertellen van Gods redding

De bespreking

Neem als uitgangspunt Gods volmaaktheid en heiligheid – daarom dus geen zonde en wel straf! Tweede uitgagspunt: Gods liefde – daarom redding door Jezus. Doe opdrachten waarmee je dat duidelijk maakt en laat het uitlopen op waarschuwing van anderen en/of gebed.

Bijbel

Bij deze les kun je gebruiken: Gen. 2:17, Gen. 3:16-18, Ps. 94, Ps. 130, Luc. 15:11-32, Rom. 8:18-23

Belijdenis

Gebruik zondag 4 van de catechismus bij deze les