Ga naar de inhoud

Les 20.3 Het achtste gebod

In de tempel keek Jezus naar de rijke mensen die geld in de geldkist deden.
Hij zag ook een arme weduwe.
Zij deed twee muntjes in de geldkist.
Die waren bijna niets waard.

Toen zei Jezus: ‘Luister goed….
Lucas 21 : 1-3 BGT

BIJBELSTUDIE Spr. 30:7-9; 1 Tim. 6:6-12

Twee bijbelgedeelten over rijkdom en bezit. Je leest en vergelijkt ze en bespreekt wat ze voor vandaag betekenen.

Agur, de zoon van Jake is spreukenschrijver. Lees zijn wijsheid in Spreuken 30: 7-9.

  • Wat leer je van hem? Vertel het in eigen woorden.
  • Wat betekenen zijn adviezen voor jou vandaag?

Eeuwen later schrijft Paulus Timoteüs over bezit en over de dingen waar hij voor moet gaan.

  • Welke redenen zijn er om niet rijk te willen zijn? (minstens 4)
  • Waar moet Timoteüs wel voor gaan?

– Vergelijk beide bijbelgedeelten. Wat zijn overeenkomsten of verschillen?
– Ken je meer bijbelgedeelten die een vergelijkbare boodschap hebben? Welke?
– Spreekt deze boodschap uit de bijbel je aan? Waarom wel/niet? Hoe zou je het in praktijk willen brengen?

Dag 1:  1 Timoteüs 4: 1-5  BGT

‘Alles wat God geschapen heeft is goed’! Je mag blij en dankbaar genieten van al het goede dat God geeft.

Dag 2:  1 Timoteüs 6: 6-10 en 17-19  BGT

Genieten van wat God geeft, tevreden zijn met je hebt, uitdelen van je rijkdom: zomaar wat spelregels voor hoe je om moet gaan met je bezit. En vergeet vooral het belangrijkste niet!

Dag 3:  Lucas 12: 22-33  BGT

Een portemonnee die niet slijt, een schat die nooit opraakt: wie wijs is spaart voor dit soort rijkdom.

Dag 4:  Jakobus 5: 1-6  BGT

Jakobus kon het vandaag geschreven hebben. Heftig zoals hij tekeer gaat tegen grootgraaiers, lage-lonenfabrieken, mensenmisbruikers. God zal recht doen!

Dag 5:  Handelingen 4: 32-36  BGT

In de gemeente ben je samen rijk in God. Als je die rijkdom deelt, is het delen van die andere rijkdom toch vanzelfsprekend? In de eerste gemeente hadden ze dat goed begrepen.

Stellingen

– Wie niet zuinig is op zijn spullen is niet dankbaar.
– Christenen repareren liever dan dat ze weggooien en nieuwe spullen kopen.
– Je moet danken voor je eten. God kan niet raden dat je er blij mee bent.
– Voor nieuwe kleren hoef je niet te danken, dan blijf je bezig.
– Zwart geld is niet voor een christen.
– Ieder mens zou in zijn jeugd een diaconaal of sociaal jaar moeten vervullen.
– Als je niets aan goede doelen geeft, hoef je ook niet voor je eten te danken.
– Je urenlijst of belastingaangifte oneerlijk invullen is erger dan een Mars jatten.
– Jaloersheid is een grote zonde.
– Stelen is begrijpelijk, het is zo oneerlijk verdeeld.
– Giften geef je ook van je bijbaantje.
– Je kunt niet tegelijk veel willen hebben en een gulle gever zijn.

Praktijk

Kies een goed doel, zoek daarover informatie op bijvoorbeeld internet. Bedenk vervolgens een manier om geld in te zamelen. Organiseer dat en nodig iemand uit om over de organisatie te vertellen en het geld in ontvangst te nemen.
Tips: sponsorloop, een maaltijd organiseren en mensen tegen betaling uitnodigen, artikelen maken en verkopen, heitje voor een karweitje.

Praktijk

In een protocol wordt beschreven wat je moet doen in een bepaalde situatie, bijvoorbeeld als ergens brand uitbreekt. Maak samen een ‘protocol’ voor het geval iemand zich schuldig maakt aan diefstal. Wie moeten dat weten? Met wie moet er iets goed gemaakt worden en hoe? Moet iemand schuld bekennen of straf ontvangen? Boete doen? Vergoeden? Betrek hier in ieder geval de verhouding tot God in en de verhouding tot de bestolene.

Praktijk

Uitdelen doe je niet alleen met geld, ook met tijd en inzet. Meld je aan bij de diakenen of bij stichting Present en ga een dagdeel klussen bij een ander.
Of: bak een cake en breng die naar iemand in je gemeente die het moeilijk heeft.

In stilte

Maak een lijst van dingen die je van God krijgt. Zorg dat het concreet is (kijk om je heen, bedenk wat je deze dag gedaan hebt). Dank God voor wat Hij je geeft.

Onderzoek met de bijbel

Lees Lucas 16: 10-13. Dit bijbelgedeelte geeft aanwijzingen over omgaan met geld en spullen. Noteer in eigen woorden om welke aanwijzingen het gaat. Bedenk vervolgens bij elk onderdeel van die lijst wat dat in de praktijk voor jou betekent.

Bij de les

Lees het gedeelte onder het kopje ‘Rentmeesterschap’ en lees ook de bijbeltekst die genoemd wordt, Genesis 1: 28-30. Geef daarna in eigen woorden een definitie van rentmeesterschap en bedenk wat rentmeesterschap voor jou in de praktijk betekent. Noem minstens drie voorbeelden waarin jij rentmeester bent.

Creatief

Maak met graffiti of in photoshop een poster van Lucas 12: 15-21. Maak duidelijk wat deze gelijkenis wil zeggen.

Lesdoel

– de drie uitlegregels kunnen toepassen bij het achtste gebod
– weten wat rentmeester zijn inhoudt
– kunnen vertellen wat Agur en Paulus je leren over bezit
– de term ‘Mammon’ kennen en kunnen uitleggen waarom geldzucht en materialisme strijdig zijn met een christelijke levensstijl
– weten dat God eigenaar is en blijft en wat dat te maken heeft met eerlijkheid en vrijgevigheid
– je eigen geldbestedingspatroon kunnen leggen naast dit gebod

Belijdenis

Gebruik bij deze les Catechismus zondag 42.

De bespreking

– Je kunt verschillende kanten op, kies wat het meest actueel is, bijvoorbeeld diefstal en goedmaken, verantwoord omgaan met bezittingen, vrijgevigheid, eerlijkheid, werken voor je levensonderhoud.
– Hoe is het bestedingsgedrag in je groep en wat is de thuissituatie? Er zijn grote verschillen tussen de mogelijkheden van een eenoudergezin of een royale tweeverdienerssituatie. Sommige jongeren hebben via bijbaantjes veel geld om handen. Geeft dat wrijving of steekt dat? Als je dat bespreekbaar maakt ben je echt concreet en actueel.
– Bij dit onderwerp kun je ook een project oppakken via Present of via de diaconie: tijd inzetten voor een ander.