Ga naar de inhoud

Les 11.1 Ambten en leiding geven

 

Een leider zijn:
– wat moet je kunnen of:
– hoe moet je zijn?

En een leider hebben:
– wat betekent dat voor je?

Over voetenwassen
en over je voeten laten wassen.

BIJBELSTUDIE Johannes 13: 1 – 5 en 12 – 17

 

Jezus is leider van de kerk, hij is de Heer van alle mensen die bij hem horen. Hoe Hij dat aanpakt lees je in Johannes 13:
1Het was vlak voor het Joodse Paasfeest. ​Jezus​ wist dat nu voor hem het beslissende moment gekomen was: hij zou vanuit de wereld teruggaan naar zijn Vader. ​Jezus​ hield veel van de mensen die in deze wereld bij hem hoorden. En hij bleef van hen houden, tot het allerlaatste moment.
2’s Avonds waren ​Jezus​ en de ​leerlingen​ met elkaar aan het eten. Toen al was Judas, de zoon van Simon Iskariot, van plan om ​Jezus​ aan zijn vijanden uit te leveren. Daar had de ​duivel​ voor gezorgd.
3Jezus​ wist dat hij van zijn Vader alle macht gekregen had. Hij wist dat hij bij God vandaan gekomen was en dat hij weer naar God zou teruggaan.
4Tijdens het eten stond ​Jezus​ op. Hij trok zijn ​kleren​ uit en deed een doek om zijn middel, alsof hij een ​slaaf​ was. 5Hij deed water in een bak, en begon de ​voeten​ van zijn ​leerlingen​ te wassen. Hij droogde hun ​voeten​ af met de doek die hij omgedaan had.

12Toen ​Jezus​ de ​voeten​ van alle ​leerlingen​ gewassen had, deed hij zijn ​kleren​ weer aan. Hij ging bij de ​leerlingen​ zitten en zei: ‘Begrijpen jullie wat ik gedaan heb? 13Jullie noemen mij ‘meester’ en ‘Heer’. En dat is goed, want dat ben ik.14Ik ben jullie ​Heer​ en jullie meester, en toch heb ik jullie ​voeten​ gewassen. Daarom moeten jullie ook elkaars ​voeten​ wassen. 15Ik heb jullie het goede voorbeeld gegeven. Wat ik voor jullie gedaan heb, dat moeten jullie ook voor elkaar doen.
16Luister heel goed naar mijn woorden: Een ​slaaf​ is niet belangrijker dan zijn meester. En iemand die gestuurd wordt, is niet belangrijker dan degene die hem stuurt. 17Als je dat begrijpt, en je daaraan houdt, zul je het echte geluk leren kennen.

  • Wat wordt er bedoeld met ‘het beslissende moment’ in vers 1?
  • Hoe kijkt Jezus aan tegen de mensen die met hem meegingen?
  • Welke dingen deed Jezus met die mensen? (vers 2 en vers 4/5)
  • Waarom was het bijzonder dat Jezus slavenwerk deed?
  • Welke rol nam Jezus op zich in vers 12?
  • Welke opdracht krijgen de leerlingen?
  • Wat heeft die opdracht te maken met ‘jezelf belangrijk vinden’?
  • Bedenk de namen van drie belangrijke leiders in deze tijd. Kun je je indenken dat zij een vergelijkbare actie zouden doen bij hun burgers? Waarom wel/niet?
  • Wat zou er veranderen als meer leiders zouden besturen met deze aanpak?
  • Vind je dat er in jouw gemeente genoeg ‘voeten gewassen’ worden? Leg uit.

Bij de bijbel

Er zijn heel wat mensen geweest die leiding gaven aan het volk van God. De rechters, zoals Gideon of Simson of Samuel. Koningen als koning Saul, David, Salomo, Achab en Josia. Priesters als Aäron of Zacharias. Of profeten, denk aan Natan, Jon, Elia en Jesaja. En Petrus, Johannes en Paulus waren leiders. Kies uit de namen hiervoor minstens vijf en bedenk er zelf nog twee bij. Beschrijf wat voor soort leider zij waren. Gebruik daarbij woorden als: gehoorzaam, dienend, eigenwijs, voorbeeld, vol inzicht, waarschuwend enz. Waren het ‘voetenwassende’ leiders?

In de gemeente

Zoek uit wie je eigen leiders zijn in de kerk, bijvoorbeeld wie je wijkouderling of wijkdiaken is. In dit blok gaan jullie veel praten over ambtsdragers. Stuur je eigen leider(s) een uitnodiging om bij jullie in de groep te komen praten en bedenk samen vast wat je zou willen weten of wilt vragen.

In de maatschappij

Op de donderdag voor Goede Vrijdag gaat de paus altijd de voeten wassen van een aantal mensen, bijvoorbeeld van mensen in de gevangenis. Door dat te doen verwijst hij naar Jezus. Wat vind je van die actie? Is het een mooi voorbeeld of kijk jij er anders tegenaan? Bedenk in tweetallen argumenten voor en tegen die actie en bespreek die samen of ga in debat met elkaar.

Raadspel

In tweetallen doe je de voorbereiding. Je kiest een leider uit de bijbel en zoekt wat informatie over hem of haar op. Let op, je vertelt de anderen niet welke leider je hebt gekozen.
Daarna vertel je aan de groep kort wat voor leider hij of zij was zonder de naam te noemen. Vervolgens mogen de anderen vragen stellen om erachter te komen welke leider jullie gekozen hadden.

Stellingen

  • Een ouderling of diaken is een cadeau van God
  • Een kerkenraad moet doen wat de gemeente wil
  • Als je niet met je ouderling wilt praten is dat onchristelijk
  • Een gemeente kan prima zonder kerkenraad
  • Een ouderling die zich ‘macho’ of ‘heerszuchtig’ gedraagt moet afgezet worden
  • Je moet wel ‘je voeten willen laten wassen’
  • Een ‘onderherder’ kan alleen zijn werk goed doen als hij goed luistert naar de grote herder
  • Een ouderling of diaken moet verplicht veel in de bijbel lezen
  • De regels voor een dienende leider gelden ook buiten de kerk

Profielschets

In een profielschets beschrijf je waar een persoon aan moet voldoen om een bepaalde functie te kunnen uitoefenen. Hoe zit dat met leiders in de kerk? Waar moeten zij aan voldoen? Lees Titus 1: 7-9 en 1 Tim. 3: 2-14 en maak samen een profielschets voor leiders in de kerk.

Onderzoek

Ambtsdragers moet je gehoorzamen of dubbele eer geven en… Maar waarom eigenlijk? Zijn ze belangrijker dan ‘gewone’ gemeenteleden? Zoek dat uit met het werkblad ‘Vragen over ambtsdragers’. In tweetallen ga je op zoek naar antwoorden uit de bijbel. Deel je resultaten.

Bij de dichtbij-tekst

Lees de tekst op pagina 55 en bespreek de situatie en de vragen onderaan de leestekst.

Bij de catechismus

In zondag 12 van de catechismus lees je dat Jezus profeet, priester en koning is. En jij bent dat ook. Lees wat dat betekent voor Jezus en wat het voor jou betekent.

Over het lesonderwerp

Kijk eerst hoe de lesstof verdeeld is in dit blok en bespreek dat ook met de groep.
11.1 Over dienend leiderschap en hoe jij je dan moet opstellen.
11.2 Over de verschillende ambten in de kerk en het inzetten van gaven, ook van jou.
11.3 Jongeren in de kerk, hoe ze belangrijk zijn en wat ze kunnen betekenen.
11.4 Over het kerkverband, de relatie met andere gemeenten en wat dat voor jou betekent.
11.5 De twee sleutels waarmee het koninkrijk van God geopend en gesloten wordt.
NB: Nodig een ambtsdrager uit om te vertellen over zijn taak en om vragen te kunnen stellen. Maak gelijk een afspraak voor een van de volgende lessen. Verzamel met je groep de vragen die je wilt stellen.

Bij de bijbelstudie

Met het voorbeeld van de voetwassing laat Jezus zien wat voor leider hij zelf is. Tegelijk maakt Hij duidelijk hoe de mensen die Hij als leider aanwijst, zich moeten opstellen.

Lesdoel

  • kunnen uitleggen hoe Jezus zelf dienstbaar was met Johannes 13
  • ambten kunnen opnoemen in OT, NT en nu, incl. voorbeelden
  • kunnen uitleggen wat christelijk leiderschap inhoudt en waarin het verschilt van ander leiderschap
  • een aantal vereisten voor ambtsdragers kunnen noemen
  • kunnen aangeven waarom ambtdragers een geschenk van God zijn

De bespreking

Het lijkt misschien een theoretisch onderwerp, maar de stijl van leiding geven in de kerk (dienend) is heel belangrijk. Inventariseer het type leiders wat de groep kent van school of van bijbaantjes. Wanneer is het prettig en wanneer niet en wat wordt als ‘goed’ ervaren. Ga daarna naar het voorbeeld dat Jezus gaf (bijbelstudie) en vergelijk dat eens met de praktijk.
Belangrijk om ook te bespreken hoe je je zelf op moet stellen t.o.v. een leidinggevende.

Bijbel

Gebruik bij deze les Ef. 4:11,12; 1 Tim. 5:17; 2 Tim. 2:2; 2 Tim. 4:1-2; 1 Petr. 5:1-4

Belijdenis

Artikel 30 en 31 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis kun je bij de les gebruiken, evenals zondag 12 van de catechismus.