Ga naar de inhoud

Les 1.4 God de Zoon

Zoon van God

Gods eigen enige Zoon heeft laten zien wie God is,
door hem wordt God zichtbaar.

Met Christus is de schepping begonnen.
Door hem is alles gemaakt.
De Zoon is eeuwig God.

Christus is aan de wereld gegeven.
De Zoon laat mij Gods liefde zien.

BIJBELSTUDIE: Filippenzen 2: 5-11

NB: De bijbelstudie is gemaakt bij de Bijbel in gewone taal. Gebruik je een andere vertaling, pas dan de vraagstelling aan.

5Bedenk wat ​Jezus​ ​Christus​ gedaan heeft. Daaraan zien jullie hoe jullie met elkaar om moeten gaan.
6Jezus​ ​Christus​ was aan God gelijk. Maar hij vroeg niet om de hoogste macht en eer voor zichzelf. 7Nee, hij gaf zijn hemelse positie op. Hij maakte zich zo onbelangrijk als een ​slaaf. Hij kwam als mens op aarde. En toen hij leefde als mens, 8dacht hij nooit aan zichzelf. Hij was altijd gehoorzaam aan God, zelfs toen hij aan het ​kruis​ moest sterven.
9Omdat ​Jezus​ ​Christus​ dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven. God gaf hem de hoogste eer, de eer die voor God zelf bestemd is. 10Daarom zal iedereen voor ​Jezus​ knielen: alle ​engelen​ in de hemel, alle mensen op aarde en iedereen in het land van de dood. 11Dan zal iedereen zeggen: ‘Jezus​ ​Christus​ is de ​Heer.’ En zo zal iedereen God, de Vader, eren.

Je gaat ontdekken welke instelling Jezus had – voor jou. Volg je zijn voorbeeld?

  • In vers 5 wordt gepraat over een voorbeeld. Wie is het voorbeeld en wat leer je ervan?
  • Maak drie kolommen op een blad. Zet in de linkse kolom alles wat je in dit gedeelte staat over Jezus in de hemel.
  • In de middelste kolom schrijf je de woorden op die horen bij Jezus op aarde.
  • In de rechter kolom schrijf je welke plek God aan Jezus heeft gegeven en wat daarbij hoort.
  • Als je een ‘grafiek’ zou maken bij deze drie kolommen, hoe ziet die er dan uit? Een stijgende of dalende lijn of …?
  • Jezus heeft zo geleefd. Welke woorden passen daar bij? Kies uit: zorgzaam, liefdevol, egoistisch, voor jezelf opkomen, helpen, iets over hebben voor een ander, je vernederen, opscheppen, laten zien wat je kunt. Bedenk zelf nog twee extra woorden die erbij passen.
  • Kijk terug naar vers 5. Je weet nu goed wat het voorbeeld is dat Jezus geeft. Hoe kun jij dat ‘navolgen’. Met andere woorden: Hoe kun je zijn voorbeeld volgen? Bedenk samen minstens 5 dingen en denk aan je relatie met elkaar, met God, in je gezin, op school enz.

1:  Jesaja 9: 1-6  BGT

Veelzeggende namen. Welke naam spreekt jou het meeste aan?

2:  Johannes 1: 1-5  BGT

Jezus: een eeuwig God! Gods Zoon is het Woord. Wist je dat het Woord bij de schepping betrokken was?

3:  Matteüs 11: 2-6  BGT

Bij twijfel goed kijken en luisteren! Herken jij jezelf in Johannes? Wat betekent het antwoord aan Johannes voor jou?

4:  Marcus 6: 45-51  BGT

Sterker dan de storm. Hoe past dit Bijbelgedeelte bij de les?

5:  Marcus 2: 1-12  BGT

Vergeving gaat voor alles! Noem twee dingen die duidelijk maken dat Jezus echt Gods Zoon is.

Confrontatie

Belangrijk? Vroeger waren er allerlei mensen die niet geloofden dat Jezus echt God is. En dat is nog zo. Jehova getuigen noemen Jezus een goed mens, moslims zien hem als een profeet en anderen geloven dat hij alleen een voorbeeld is van een goed mens. Is dat erg? Waarom is het belangrijk dat jij gelooft dat Jezus echt God is? Bespreek dit! (De jeugdleider vindt hierover info in de handleiding).

Onderzoek

Geef op een tijdbalk de volgende perioden aan: de schepping. de zondvloed, de ballingschap, de Middeleeuwen, de Tweede Wereldoorlog, jouw leven, de wederkomst. Markeer nu de periode van de Zoon van God en de tijd van Jezus als mens. Gebruik ook HC zd 14 vr/antw 35 en HC zd 18 vr/antw 47,48.

Bij de bijbel

Hieronder zie je zes teksten en zes uitspraken. Zet de goede tekst bij de goede uitspraak. (Je kunt ook ieder (tweetal) een tekst laten opzoeken, voorlezen en dan de goede zin erbij zoeken). In welke volgorde zou je de combinaties zetten en waarom?

  1. Hebr. 9:24-27       A. Jezus heeft voor ons geleden.
  2. Jes. 53:2-5            B. Jezus zal door iedereen worden erkend en aanbeden.
  3. Ps. 2:7-9               C. Jezus zal terugkomen zodat iedereen hem ziet.
  4. Op. 1:7                  D. Jezus was vanaf het begin bij God.
  5. Fil. 2:8-11             E. Jezus pleit in de hemel voor ons.
  6. Joh. 1:1-2              F. Jezus is de zoon van God.

Belijden

Aan het eind van de bespreking maak je de volgende zin af. Lees hem aan elkaar voor.
Ik geloof in de Zoon van God, ……………

Stellingen – kruis aan goed/fout

  • De Zoon was bij de schepping – goed/fout
  • De Zoon is echt God – goed/fout
  • De Vader is ouder dan de Zoon – goed/fout
  • De Vader wordt ook wel ‘het Woord’ genoemd – goed/fout
  • God heeft één Zoon – goed/fout
  • De Zoon is altijd God, maar niet eeuwig mens – goed/fout
    Lees nu Joh. 1:1 en 14 en controleer samen je antwoorden.

Creatief – in de gemeente

Maak een stripverhaal op poster bij de bijbelstudie over Fil. 2: 5-11. Maak lijnentekeningen of gebruik platen uit tijdschriften / van internet. Denk aan een wolkenlucht, stralende zon, een wereldbol, honger, oorlog (gevolgen van zonde), een kruis, een koningskroon en vul aan met woorden en tekstballonnen.
Welke titel zet je boven de poster? Hang hem op in jullie kerkgebouw.

Bij de bijbel

Bewijs de volgende twee stellingen met Johannes 1: 1 en 14. Doe dat zo: Stelling .. klopt, want ….
Stelling 1: De zoon van God is eeuwig (= is er altijd geweest en zal er altijd zijn).
Stelling 2: De zoon van God leert mij God kennen.

In de stilte

Lees Joh. 1: 14 twee keer aandachtig door en denk er over na. Lees hem dan nog eens en vervang wij en ons door ik en mij. Dank God voor wat je ontdekt.

Lesplaat

Bekijk de lesplaat en vertel wat hij over de les ernaast zegt.
Bij deze plaat passen de volgende woorden/woordgroepen: stempel, hoe iemand is, scheppingskracht, Joh. 3: 16, verbonden zijn, grote kracht. Leg uit wat deze woorden betekenen bij de plaat / de Zoon en/of de Vader en bij jou.

Praktijkvoorbeelden

Mandela of Ghandi zijn bekend als voorbeelden van goede mensen. Wie is voor jou een voorbeeld? Zoek twee voorbeelden van mensen/redders die veel voor anderen over hadden en vergelijk dat met wat de Zoon van God voor ons overhad. Welke overeenkomsten/verschillen zie je?

Bij de belijdenis

Jij bent een kind van God en Jezus is de zoon van God. Hoe zit dat precies? Lees zondag 13 van de catechismus. Welk antwoord vind je daar?

Plusopdracht

Lees artikel 10 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maak er een korte samenvatting van in eigen woorden of noteer welke nieuwe dingen je hier leest over de zoon van God.

Over het lesonderwerp:

Les 1.3 sprak over de drie-eenheid. In deze les gaat het over de Zoon, in de volgende over de heilige Geest. Beiden worden in een volgend deel breder besproken. Blok 2 van Tekstboek 1 gaat helemaal over God de Vader.

Lesdoel

– Weten dat de Zoon van God eeuwig (=altijd) Zoon van de Vader is, ook al voor hij mens werd.
– Met Fil. 2:5-11 kunnen uitleggen dat het een vernedering voor de Zoon was om mens te worden.
– Kunnen uitleggen waarom het belangrijk is te geloven dat Jezus echt God is.
– Voorbeelden kunnen geven hoe je Jezus volgen kunt door niet op eigen eer uit te zijn.
– Met Johannes 1:1,14 kunnen uitleggen dat God dichtbij de mensen gekomen is toen Gods Zoon mens werd.

De bespreking

Het leven van Jezus wordt uitgebreid besproken in Tekstboek 2. Hier ligt er de nadruk op dat Jezus echt de zoon van God is. Hij is zelf God. (Hij was het Woord bij de schepping, waardoor alles geschapen is, zie Hebr. 1 en Joh. 1). Leg uit waarom het belangrijk is dit te geloven (= zeker weten). Jehova getuigen geloven niet dat Jezus God is, moslims zien Jezus alleen als een profeet en anderen kennen hem als voorbeeld voor een goed mens. Allen geloven niet dat Jezus God is. Dan krijgt hij dus ook niet goddelijke eer. Bovendien kon hij alleen de redder zijn omdat hij goddelijke kracht had om de straf te dragen. 

Belijdenis

In zondag 13 van de HC en artikel 10 van de NGB vind je meer over God de Zoon.